Fuut

 Fuut illuu eens een watervogel die we iedere dag op de haven kunnen zien: de fuut. Een mooie vogel, vooral in het voorjaar als-ie de roodbruine kraag aan z'n kop heeft. Hij deelt z'n hele familieleven met ons: in maart kun je hun spectaculaire paringsdans zien, later zie je ze rondzwemmen met hun gestreepte jongen op de rug. En tot in de herfst zie je de jongen bedelend en piepend achter de ouders aan zwemmen. Als je ze te dicht nadert, duiken ze onder om enkele tientallen meters verder weer boven te komen. Je ziet dus maar zelden een vliegende fuut, en dan herken je 'm eerst niet omdat een fuut in de vlucht veel meer wit heeft dan je zou verwachten.

Futen hebben een snavel die meer op die van een reiger dan die van eend lijkt, en ze hebben geen zwemvliezen maar brede lobben aan de tenen. Volgens DNA-onderzoek zijn hun naaste verwanten de flamingo's; de evolutie neemt vreemde paden!

Futen zijn viseters die de laatste 50 jaar algemener zijn geworden door het schoner én voedselrijker worden van het water, én omdat ze de nabijheid van mensen niet meer schuwen. Je kunt ze dan ook op ieder wat groter water in Nederland tegenkomen, ook in de stad. In de winter komen er nog vele tienduizenden vogels uit noordelijker streken bij om hier te overwinteren, op plassen langs de rivieren maar vooral op het IJsselmeer, de Grevelingen en aan de kust.